De Awb is de Algemene Wet bestuursrecht. Dit is een belangrijke Nederlandse wet die het bestuursrecht regelt. In de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) staan onder meer de bevoegdheden van de gemeente en de termijnen van bezwaar en beroep.
Het Awb is in verschillende hoofdstukken onderverdeeld:
H1: Inleidende bepalingen
In hoofdstuk 1 van de Awb staan de inleidende bepalingen. Zo wordt omschreven wat een bestuursorgaan is en wie belanghebbenden zijn.
De definitie van een bestuursorgaan kan van belang zijn als je een procedure begint tegen een bestuursorgaan. Je moet er dan namelijk zeker van zijn dat er sprake is van een bestuursorgaan, anders zit je niet goed bij de bestuursrechter. Dan word je beroep ongeldig verklaard en word je doorverwezen naar de civiele rechter.
Voorbeelden van bestuursorganen zijn de gemeente, de provincie en het waterschap. Als jij bezwaar indient tegen een omgevingsvergunning voor de bouw van een zonnepark moet je ook belanghebbende zijn. Het is ook hier van belang om goed te kijken naar de omschrijving van het begrip belanghebbende.
Als jij geen belanghebbende bent, mag je niet in bezwaar of beroep gaan en kun je niets doen tegen het besluit. De omschrijving van een bestuursorgaan staat in artikel 1:1 van de Awb. De omschrijving van het begrip belanghebbende staat in artikel 1:2 van de Awb. Verder wordt in dit hoofdstuk onder meer een omschrijving gegeven van het begrip besluit, de bestuursrechter en het maken van bezwaar.
H2: Verkeer tussen burgers en bestuursorganen
In hoofdstuk 2 van de Awb wordt het contact tussen burgers en bestuursorganen geregeld. Je mag je laten vertegenwoordigen door iemand in het contact met de gemeente. Je kunt een gemachtigde, een persoon die jij aanwijst, gesprekken laten voeren met de gemeente voor een vergunning of bijstandsuitkering.
Ook wordt beschreven dat een bestuursorgaan een doorzendplicht heeft als hij niet bevoegd is. Een bestuursorgaan is niet bevoegd als hij volgens de wet niet mag beslissen over een aanvraag. Als jij een bijstandsuitkering aanvraagt bij de provincie, dan moet de provincie deze aanvraag doorsturen naar de gemeente.
De provincie mag namelijk niet beslissen op de uitkeringsaanvraag. Ook staat in de eerste afdeling van dit hoofdstuk dat ambtenaren een geheimhoudingsplicht hebben.
Tot slot staat in dit hoofdstuk dat bestuursorganen elektronisch berichten mogen verzenden.
H3: Algemene bepalingen over besluiten
In hoofdstuk 3 van de Awb worden algemene bepalingen gegeven over besluiten. Besluiten zijn het voetstuk van de Awb. Besluiten hebben impact op burgers en bedrijven, omdat bestuursorganen eenzijdig besluiten mogen nemen. Dit heet een bevoegdheid. De bevoegdheid wordt aangegeven in de wet.
In artikel 3:2 van de Awb staat dat het bestuursorgaan de nodige kennis verzamelt om tot een besluit te komen. Het kan dus niet zo zijn dat een bestuursorgaan zegt onvoldoende te weten, en daarom een aanvraag afwijst. Het bestuursorgaan moet daarbij aangeven wat voor informatie hij van jou nodig heeft, of zo nodig advies vragen aan deskundigen.
In dit hoofdstuk staan de verschillende procedures voor het nemen van een besluit. Je hebt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4). Een hele mond vol, ook wel de uitgebreide procedure genoemd. Zoals de naam al doet voorkomen is dit een lange procedure, van gemiddeld zes maanden.
Je hebt ook de reguliere procedure. Deze staat in hoofdstuk 4 van de Awb. Dit is een korte procedure van ongeveer 8 weken.
Verder staat in hoofdstuk 3 dat een besluit pas geldig is als het gepubliceerd wordt. Besluiten worden meestal in ieder geval in het Staatsblad geplaatst. Een bekendmaking is in ieder geval compleet als het besluit verzonden is naar de aanvrager.
H4: Bijzondere bepalingen over besluiten
Een bijzonder besluit is een beschikking. Een beschikking is bijvoorbeeld een bijstandsuitkering. Deze uitkering is alleen voor jou bedoeld.
Hoofdstuk 4 bevat onder meer regels voor beschikkingen. Zo staat in artikel 4:2 van de Awb wat er in een aanvraag moet staan (naam, adres, dagtekening etc.). De gemeente mag een uitkeringsaanvraag weigeren (buiten behandeling laten) als je niet genoeg gegevens aanlevert om te kunnen besluiten. Je geeft bijvoorbeeld geen inzicht in je financiële situatie. Dan kan de gemeente niet goed beoordelen of jij daadwerkelijk een uitkering nodig hebt.
In artikel 4:7 van de Awb staat een belangrijk artikel. Je moet de gelegenheid krijgen om een zienswijze in te dienen tegen het feit dat het bestuursorgaan jouw aanvraag wil afwijzen. Het bestuursorgaan hoeft jou geen zienswijzemogelijkheid geven als het besluit maar een klein, niet relevant, deel afwijkt van jouw aanvraag.
Verder staan in hoofdstuk 4 van de Awb regels over subsidies. De regels over subsidieverlening worden weergegeven (zie hiervoor afdeling 4.2.3 van de Awb). Hierin staat bijvoorbeeld dat subsidieaanvraag kan worden geweigerd als gedacht wordt dat de activiteiten helemaal niet gaan plaatsvinden. Een afdeling verder staat dat er controle moet zijn op het financiële beheer van subsidies.
H5: Handhaving
In hoofdstuk 5 staan de bestraffende mogelijkheden van de bestuursorganen. Zo heb je de bestuurlijke sanctie, herstelsanctie en de bestraffende sanctie (artikel 5:2 van de Awb). De bestuurlijke sanctie ziet puur op het verplichten of juist het onthouden van iets.
Dit is vrij breed, bijvoorbeeld het onthouden van een uitkering, omdat blijkt dat de uitkeringsgerechtigde spulletjes verkoopt op marktplaats, waarvan hij de inkomsten niet gemeld heeft bij de gemeente. Het verplichten bij een uitkering kan zien op de verplichting om te gaan solliciteren.
De herstelsanctie ziet op herstel van een overtreding. Bijvoorbeeld het alsnog solliciteren, om aan de verplichting van solliciteren te voldoen. Het kan ook betekenen dat herhaling juist wordt voorkomen. Dan moet de gehele overtreding worden “weggehaald”.
Je kunt hier bijvoorbeeld denken aan de een bepaalde stal voor koeien. De overtreding is dat het stalsysteem de koeienmest niet kan afvoeren naar de mestput. Om herhaling te voorkomen wordt de boer een herstelsanctie opgelegd waarbij de boer een goed werkend systeem moet aanschaffen voor het afvoeren van mest naar de mestput.
Zo wordt herhaling van de overtreding voorkomen.
Als laatste bestaat de bestraffende sanctie. Deze sanctie is puur achteraf om de overtreder leed toe te brengen. Hier is straffen dus de functie.
Verder in het hoofdstuk worden de regels voor deze sancties gegeven. Zo kan het bestuursorgaan alleen een herstelsanctie opleggen als er echt gevaar dreigt dat de overtreding gaat plaatsvinden of al heeft plaatsgevonden.
Vanaf titel 5.2 staan de regels voor toezicht op naleving. Een toezichthouder moet speciaal zijn aangewezen om toezicht te mogen houden. Ook moet hij bij het toezicht houden, als erom gevraagd wordt, zijn legitimatiebewijs kunnen laten zien.
Een toezichthouder mag iedere plaats betreden, behalve een woning. Hij mag, als dat nodig is, politie meenemen. Ook mag de toezichthouder auto’s en andere voertuigen onderzoeken. Dit alles mag alleen als de toezichthouder dit moet voor een goede uitoefening van zijn toezichttaken. Een toezichthouder mag een vrachtwagen met mogelijk illegale vracht onderzoeken. De chauffeur moet alle medewerking verlenen.
Verderop in het hoofdstuk staat de mogelijkheid om een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom op te leggen. Deze lasten betekenen dat het bestuursorgaan de overtreder dwingt de overtreding te beëindigen.
Met een last onder bestuursdwang wordt de daadwerkelijke actie tot beëindiging geëist. Met een last onder dwangsom wordt een soort boete opgelegd per tijdvak (bijvoorbeeld per dag, per week of per maand) dat de overtreding voortduurt.
Als laatste heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid een bestuurlijke boete op te leggen. Dit is de bestraffende sanctie. Het heeft tot doel de overtreder te bestraffen door hem tot het betalen van een geldsom te verplichten.
Tot slot bevat het hoofdstuk procedurele bepalingen, zoals de wijze waarop een toezichthouder een rapport moet opstellen van de overtreding.
H6: Algemene bepalingen over bezwaar en beroep
In dit hoofdstuk staan de bepalingen over bezwaar en beroep. Een weigering om een bepaald besluit te nemen, is ook een besluit. Dit is van belang omdat degene die een aanvraag doet op een besluit tot weigering bezwaar moet kunnen maken.
Beschreven is wat in een bezwaar- en beroepschrift moet staan. De termijn om een bezwaar- of beroepschrift in te dienen in zes weken. Op het eerste besluit maak je bezwaar bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Als jouw bezwaar wordt afgewezen, dan kun je in beroep bij de bestuursrechter.
Je kunt niet in beroep gaan bij de bestuursrechter als je eerder in het traject geen zienswijze of bezwaar hebt ingediend. Een uitzondering is als het je redelijkerwijs niet verweten kan worden. Dit laatste is het geval als je bijvoorbeeld nooit het besluit hebt kunnen inzien.
Dan is er bijvoorbeeld iets misgegaan in de publicatie van het besluit.
H7: Bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep
Met administratief beroep wordt niet bij de rechter een beroep ingesteld, maar bij een ander bestuursorgaan. Het administratief beroep stel je in bij het beroepsorgaan. In hoofdstuk 7 staan nog aanvullende bepalingen over bezwaar en administratief beroep.
Zo moet het bestuursorgaan de bezwaarmaker horen. De bezwaarmaker mag dan zijn zegje doen. Hiervan wordt een verslag gemaakt. Het bestuursorgaan moet vervolgens binnen zes weken, of binnen 12 weken als er een commissie is aangesteld, beslissen op het bezwaar.
Ook bij administratief beroep moet worden “gehoord”. Op het administratief beroep wordt binnen zestien weken beslist.
H8: Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. In dit hoofdstuk wordt bepaald wanneer geen beroep kan worden ingesteld. Dit kan bijvoorbeeld niet bij algemeen verbindende voorschriften.
Denk hierbij aan de algemene plaatselijke verordening van je gemeente. Verder staat in dit hoofdstuk welke rechtbank bevoegd is per geval van beroep. Dit kan bijvoorbeeld afhangen van de plek waar het bestuursorgaan zit. Vaak moet de dichtstbijzijnde rechter dan een beroep behandelen.
Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoeveel rechters zich over een zaak buigen. Bij ingewikkelde zaken kunnen drie rechters aanwezig zijn. Bij minder complexe zaken één rechter.
Verder kan een zaak worden samengevoegd. Bijvoorbeeld als meerdere handhavingsverzoeken zijn ingediend en op besluiten daarop meerdere malen beroep is ingediend. Overige bepalingen die ook in het civiele recht gelden, zoals wraking van een rechter, getuigen- en deskundigen horen en kosten staan ook beschreven in dit hoofdstuk.
H9: Klachtbehandeling
Iedereen mag een klacht indienen tegen een bestuursorgaan of personen die onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan werken. Het bestuursorgaan moet een klacht “behoorlijk” behandelen.
Dit betekent dat het bestuursorgaan een protocol moet hebben en de klager in de gelegenheid moet stellen zijn klacht nader toe te lichten. Tegen een besluit over de behandeling van de klacht, kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingediend.
Het bestuursorgaan voert meestal eerst een informeel gesprek met de klager om er onderling uit te komen. Als de klager voet bij stuk houdt, moet het bestuursorgaan zich aan bepaalde verplichtingen houden.
Zo moet de ontvangst van de klacht schriftelijk worden bevestigd. Degene waarop de klacht van toepassing is, mag de klacht niet behandelen. Ook moet het bestuursorgaan de klacht binnen zes of tien weken behandelen.
Verder bestaat er een Nationale ombudsman of een ombudsman via de gemeente, de provincie of het waterschap. Dit is een ander orgaan dan het bestuursorgaan waarover geklaagd wordt.
H10: Bepalingen over het bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt onder meer de mogelijkheid gegeven voor een bestuursorgaan om zijn bevoegdheden over te dragen of uit te lenen. Dit heet mandaat, delegatie of attributie. Met mandaat geeft bijvoorbeeld een gemeente aan de omgevingsdienst de bevoegdheid om te beslissen over het verlenen van milieuvergunningen.
In het mandaat kan staan, wat het bestuursorgaan wil. Zo kan de gemeente bijvoorbeeld alleen mandaat geven voor het verlenen van milieuvergunningen voor veehouderijen.
Delegatie betekent dat de bevoegdheid daadwerkelijk wordt overgedragen. Degene die deze bevoegdheid ontvangt is dan ook verantwoordelijk voor het nemen van die besluiten. Een bestuursorgaan mag niet delegeren aan een ondergeschikte, zoals een burger. Ook mag delegeren alleen als de wet dit toelaat.
Attributie is de wettelijke toedeling van bevoegdheden aan een bestuursorgaan. Zoals bij mandaat en delegatie, is er hier geen sprake van het doorgeven van een bevoegdheid.
Tot slot staat in hoofdstuk 10 het toezicht op bestuursorganen. In de wet wordt op bepaalde vlakken verplicht dat een ander bestuursorgaan goedkeuring moet geven voordat het besluit in werking kan treden.